>> Bibliotheek > Kleding


De Keikogi (kendogi)


De keigogi (of kort gezegd "gi") behoort tot de basis kleding en wordt dan ook het eerst aangetrokken. Keigogi is japans voor "kleding om in te trainen".
Er zijn verschillende soorten keikogi. Voor de budo disciplines die we bij nami-kai onderwijzen voldoet de kendogi.
Dit is een kendo jas. Op het eerste gezicht lijkt de kendogi op een gewone judo of karate jas. Er zijn echter verschillen. Zo zit de split van een kendogi op de rug en is de stof doorgaans wat stugger en dikker.
De beginnende budo beoefenaars mogen alleen in een witte gi trainen. Vanaf de eerste dan-graad mag men een indigo blauwe gi dragen.

De Hakama


De hakama is een japanse broekrok. Dit kledingstuk werd vroeger door ruiters gedragen om de kleding te beschermen tegen takken en dergelijke. Later gingen de samurai de hakama ook te voet dragen. De hakama bevat in totaal 7 plooien (5 van voor en 2 van achter) welke zouden staan voor de 7 waarden van de samurai :

  • Jin (menslievendheid)
  • Gi (eer en gerechtigheid)
  • Rei (beleefdheid en etiquette)
  • Chi (wijsheid en intelligentie)
  • Shin (oprechtheid)
  • Chu (loyaliteit)
  • Koh (vroomheid)

De Bogu


Bij kendo en naginata wordt er getraind in een harnas genaamd een bogu. De bogu is afgeleid van de harnassen (yoroi) die gedragen werden door de samurai. We zien dan ook in de hedendaagse bogu nog kenmerken terug van deze yoroi zoals de de beschermende flappen die aan het masker (men) zitten. We dragen een bogu bij kendo en naginata. Wanneer u begint met deze krijgskunsten hoeft met niet meteen een bogu aan te schaffen. De sensei zal aangeven wanneer u er klaar voor bent. Het trainen in een bogu is namelijk een stuk zwaarder dan zonder. Een bogu bestaat uit de volgende onderdelen :



De men


De men bestaat uit in grote lijnen uit een groot stuk dikke beschermende stof wat om een gril (mengane) gevouwen is. De twee “flappen” (mendare) aan weerzijde beschermen de schouders. Hiertussen in vinden we de “tsuki” welke bedoeld is om steek aanvallen naar de keel op te vangen. Voor de men aangetrokken wordt vouwt men een tenugui om het hoofd. Dit is een rechthoekige doek die bedoeld is om zweet te absorberen.



De do


De do is de bescherming voor het lichaam. Het bedekt de buik en de borst. Het raakvlak van de do is gemaakt van kunstof of bamboe. Een slag hierop is alleen geldig als de zijkant van de do geraakt wordt. Aangezien de do een doelwit is moet men zorgen dat deze op de juiste hoogte wordt aangetrokken.


De kote


Dit zijn de handschoenen van de bogu. Het bestaat uit een want met een “kap” die zich uitstrekt tot halverwege de onderarm. Deze “kap” is bedoeld om de gelijknamige kote slagen mee op te vangen. Deze slagen naar de polsen waren vroeger effectieve manieren om een tegenstander uit te schakelen. De kote’s voor naginata verschillen iets van de kote’s voor kendo. Kendo kote’s hebben alle vingers bij elkaar terwijl de naginata kote’s de wijsvinger apart hebben.



De tare



De tare is een beschermend kledingstuk dat uit 5 flappen bestaat. De tare beschermt het kruis en de liezen van de beoefenaar. De tare is geen doelwit.



Suné-ate (alleen naginata)


De suné-ate wordt gedragen op de schenen. Het bestaat uit stof en bamboe. De suné-ate is een doelwit bij naginata. Kendoka’s dragen de suné-ate ook wanneer ze een naginataka als tegenstander hebben.